Demissionair docent

Onlangs is er van de onderwijsinspectie een onwelkom rapport verschenen, specifiek over mij en mijn werk. Na veel andere titels te hebben overwogen, zoals ‘ruimte voor verbetering’ of ‘de eindstreep zien we nog niet’ is er toch gekozen voor ‘ongekend onrecht’. Mijn werk laat zich breed beschouwd kenmerken met de woorden ‘ongekend’ en ‘onrecht’. We hadden natuurlijk anders gehoopt. Ik kijk er ernstig bij.

Ik had een nieuwe toetsmethode ontwikkeld. Niet een die mijn eigen voorkeur genoot, maar gedwongen door de hoge werkdruk ontwikkelde ik een algoritme waarbij ik niet meer de toets hoef na te kijken. En ook niet meer de leerling hoef aan te kijken. Ik toets op basis van postcode, voorgaande toetsresultaten, achternaam, migratie-achtergrond, taalniveau van de ouders, het aantal paspoorten en geruchten van misstanden bij andere vakken. Een leerling heeft van mij al drie keer een ‘1’ gehad wegens fraude. Hij heeft mijn vak pas twee weken. Ik ken mijn leerlingen ook niet meer bij naam, ik noem ze bij nummer.

Rond de school verzamelt zich een menigte van woedende ouders. Ik knik begripvol en zeg het heel serieus te nemen. Ze spreken er schande van. Ze spreken er schande van omdat ik een voorbeeldrol heb of had moeten hebben. En omdat ik ze leer dat dit gedrag normaal is. Maar het is natuurlijk niet mijn schuld dat er ooit fraude is gepleegd in deze klas. Het is niet mijn schuld dat ik de leerlingen moet wantrouwen. Ik betreur de ophef die is ontstaan. Ik ben ook maar een mens. Ik doe mijn rotbest. Het is een leuke school. Wat een gave school. De school is gaaf. De ouders zijn ook gaaf. En ik ben toch niet voor niets door 1,9 miljoen mensen gekozen? De 1,9 miljoen mensen reageren verder niet. Ik neem ontslag, maar blijf toch. Ik blijf tot er een vervanger is, maar die vervanger ben ikzelf. Ik draag een muts. Ik ben op de fiets. Ik eet een appel. Ik eet een appel op de fiets met één hand aan m’n stuur. Blauwe bodywarmer. Mensen raken ervan in de war. Ik ben zo normaal gebleven. Zij niet. Wat een verruwing, zuchten mensen.

Ik beloof beterschap en meer transparantie. We beloven het allemaal. Ik maak heel veel toetsen openbaar. Op de toetsen blijkt alles zwartgelakt, om de privacy te beschermen. Een kritische ouder blijft vragen of ik nu wel mijn werk serieus neem. Ze heeft ook vragen over een nieuw, nog veel groter systeem dat ik wil invoeren op de hele school. Ik wil dat want het is heel efficiënt. En er is zo weinig tijd en weinig geld, want ik geef dat geld uit aan andere dingen, zoals bedrijven van vrienden van vroeger. Je kunt een euro maar een keer uitgeven. En anders wordt de school duurder en dat wil niemand. School moet toegankelijk blijven voor iedereen. En we moeten door. Mijn collega’s en ik sluiten de rijen. Die ene ouder blijft toch vragen stellen. We stoppen met antwoord geven. We bieden de ouder een baan aan, elders, bij de mediatheek: Een gerespecteerde en invloedrijke plek. Dat wil ze niet. We lokken haar in de val, in het bezemhok en slaan haar met stokken. Dat wil ze ook niet. Ze zit nu oververmoeid thuis en is niet meer beschikbaar voor commentaar.

Mijn systeem is zo efficiënt dat ik duizenden naamloze leerlingen kan verzamelen in mijn lokaal. Ik hoef zelf niet eens meer aanwezig te zijn. Zij eigenlijk ook niet. De toets is al ingevuld. De cijfers ook. De toekomst staat vast. Wat een gave toekomst.